Tijdens de Auditcommissie hadden wij het al aangegeven. De voorliggende kaderbrief is de meest ingewikkelde en meest onvoorspelbare ooit. Niet dat het College of wij als Raad daaraan veel kunnen veranderen. We zien vooral dat het Rijk ons vrijwel schaakmat heeft gezet, covid-19 de situatie nog meer onder druk zet en een nieuw kabinet vooralsnog op ‘verantwoordelijkheidsvakantie’ is. Deze aanstaande ontwikkelingen duwen ons mogelijk geheel over de rand van de afgrond.

 

In de Kaderbrief schetst u een aantal verplichte ontwikkelingen waarmee we aan de slag moeten. Voor ons staat daarbij echter voorop de recent ook door de VNG aangenomen motie: zonder geld geen gemeenten. Dit betekent voor ons ook dat de begroting 2022 deze taken van Rijksbeleid alleen bevat als daarvoor voldoende financiële middelen door het Rijk ter beschikking worden gesteld. Is dat niet het geval? Dan doet Gulpen-Wittem wat ons betreft geen uitvoering meer geven aan deze taken als de middelen ontbreken.

 

Kijken we specifiek naar het Sociaal Domein dan zien we ook hier dat na jaren van kostenbeheersing, het inzetten van onze eigen opgebouwde reserve de rek er ver uit is. Ja, voor Jeugdhulp krijgen we voorlopig extra budget. Maar laten we eerlijk zijn, dit is eigenlijk om de verliezen uit het verleden af te dekken. Maar ook dat gaat niet op, het Rijk heeft al ingekaderd hoe de besteding moet plaatsvinden en dat biedt voor Gulpen-Wittem vooralsnog weinig soelaas. We zijn een vergrijzende gemeente, onze inwoners worden ouder, blijven langer thuis wonen en doen daarmee ook een groter beroep op Wmo-ondersteuning. En dat voor nog geen 20 euro per maand als gevolg van Rijksbeleid om inwoners de poetshulp min of meer cadeau te doen. De inwoners die onze ondersteuning echt hard nodig hebben, worden hierdoor nog harder getroffen. En dat terwijl we inhoudelijk de zaken goed op orde hebben gebracht.

 

Let wel, wij vinden dat onze inwoners de zorg en ondersteuning moeten krijgen die ze nodig hebben om zo zelfstandig mogelijk te kunnen leven. Maar daar horen wel voldoende financiële middelen tegenover te staan. Zaken zoals het abonnementstarief zouden gemeenten niet mogen kaalplukken, helaas gebeurt dat wel. Met de aanstaande herverdeling van het gemeentefonds kan het voor ons twee kanten op: we worden over de afgrond geduwd of we mogen terug de berg op. U weet het niet, wij weten het niet en de vraag is of het Rijk het zelf al weet.

 

Dit alles maakt het lastig om voor 2022 tot een begroting te komen. We zullen moeten afwachten hoe een nieuw Kabinet er uit ziet of in elk geval een Rijksbegroting, maar ook hoe de herverdeling van het gemeentefonds eruit komt te zien en of er eindelijk iets wordt gedaan aan de door het Rijk veroorzaakte tekorten op het Sociaal Domein.

 

Idealiter zouden wij u als College, zaken willen meegeven waarvoor we aandacht vragen. Maar dat is lastig gelet op de situatie. De pregnante zaken die we buiten het sluitend krijgen van de begroting zien, zitten veelal op het vlak van accommodatievraagstukken, zowel voor Sport, maar vooral gemeenschapsvoorzieningen. Daarnaast hoe we omgaan met de alsmaar toenemende drukte in het heuvelland en niet geheel onbelangrijk, onze samenleving in het Post Covid-19 tijdperk of we daarvoor ruimte hebben en krijgen is echter van bovenstaande ontwikkelingen afhankelijk.

 

We roepen in elk geval op om te kijken naar wat hoogstnoodzakelijk is en vooral vast te houden aan de eerder gemaakte afspraken om te werken volgens het principe van: eerst leven, dan wonen, dan inrichten, dan onderhouden, dan reserveren voor onderhoud, dan sparen voor extra’s en dan de extraatjes.

 

Wij zouden daarom willen voorstellen om na de zomer, als er hopelijk wat meer perspectief is op 2022 een sessie te plannen met de gehele raad om die ontwikkelingen te bespreken en u alsnog input mee te geven voor een begroting 2022. Waarbij de Raad vervolgens in november tijdens de behandeling keuzes kan maken om de begroting sluitend te krijgen. Grotere beleidskeuzes zijn als dat kan voorbehouden aan een nieuwe Raad in 2022.

 

Namens Fractie Franssen, Robbert Dautzenberg